We zijn het jaar 1097 NR. Nog steeds wordt Mythandir geteisterd door een permanente demonenpoort te Wolfsgarth.
Na zo’n eeuw de vrije hand te hebben gehad, is quasi heel het Noorden in Mot zijn macht. Iedere niet-demoon dient ofwel als slaaf ofwel als voedsel (of beide) voor zijn Demonen hordes.
In het begin waren er nog wat verzetshaarden, maar die werden snel de kop ingedrukt.
De enige (vrije) mensen die nu nog in het Noorden vertoeven zijn ofwel machtige magiërs met een overeenkomst met Moth ofwel Demonenjagers.
Deze laatsten hopen door heldhaftige infiltraties een manier te vinden om het demonenportaal te sluiten. Maar totnogtoe is er nog geen oplossing gevonden.
De Kuldar zijn moeten vluchten, net zoals de Krimsin. Enkel Kozakstan houdt nog stand.
Te Ked’Andir regeert sinds 1095 NR de De Santo familie met buskruit in de hand. Het oude triumviraat met de Barlito’s en Lombardi’s is niet meer.
Enkel Marksgraaf, pilaar van het Westen, en Nieuw-Kyosata, pilaar van het Oosten, kennen nog vrede.
In Ornost sluiten de druïden de grenzen om een halt toe te roepen aan de vluchtelingen stroom vanuit Nanderyan.
En in het verre Zuiden is het stil, verdacht stil. De grenzen van Maer’Ulur zijn gesloten, de Daergon handelaars die over het Duystergebergte komen, zijn tegenwoordig altijd vergezeld door stevige bewakers en allen houden de lippen stijf als het komt op vragen te beanwoorden van hoe het wel is te Maer’Ulur.
Alleen de toekomst weet of Mythandir na vele Ragnaroks, Knokenoorlogen ook deze demonen oorlog het hoofd kan bieden…