De legende van Mirelle Tristam, moeder der half-elfen.

Ten tijden van het Era van het Licht, in de oude verloren tijden, voor de Grote Vuurzee Mythandir verschroeide, waren er alreeds half-elfen, elks waren ze eerste generaties, verspreid over het gehele continent van Mythandir. Het kwam er zelden voor dat de mensen en de elfen elkaar ontmoetten. Doch waren er soms kinderen die niet van pure bloede afkomstig konden zijn. Kinderen met een dubbele bloedlijn. De uiterlijke kentekenen toonden zich meestal vanaf de tweede week na de geboorte, daar waar de oren hun rond vorm verlieten en stilaan in een punt begonnen te groeien. Deze gezegende kinderen waren niet allen even gelukkig, velen werden zwijgzaam gedood uit angst of wanhoop van de moeder. Zij die het geluk hadden om opgevoed te worden vonden op latere leeftijd geen plaats in noch de elfengemeenschap als noch in de mensengemeenschap. Vaak werden ze gekken, kluizenaars of eenzaten, die even vaak het donkere pad verkozen.

Daar in het Era van het Licht, onder een klare koude winterhemel werd Mirelle Tristam geboren. Dat gebeurde op de zolderverdieping van een herberg waarvan de naam de tands des tijds niet overleefd heeft. In die herberg gaf de alleenstaande moeder Tristam Anna het leven aan een kleine Half-Elfin, die ze de naam Mirelle gaf.

Alhoewel Anna moeilijk de eindjes aan elkaar kon knopen en vaak op de vlucht moest slaan voor de dreiging van Ragnarock kon Mirelle toch opgroeien tot een prachtige meid. Op jonge leeftijd werd ze door de jongentjes en meisjes bespot maar zodra ze de pubertijd bereikte sloegen de spotters om tot verliefde kalveren. Er was geen één jongen die niet verliefd was op Mirelle Tristam of oude knar die niet aan haar dacht bij het wakend vuur. Het mooiste meisje van de caravaan. Ze werkte hard en verzorgde haar moeder die naar het laatste oordeel van Amn-Zorax toegroeide. Toen ze stierf werd Anna begraven in een simpel graf aan de rand van een woud waarvan de locatie niet meer te achterhalen is. De Grote Vuurzee heeft nagenoeg alle sporen uitgewist van het Era van het Licht.

Mirelle was vervolgens een alleenstaande jonge vrouw in midden van grootste chaos die de wereld kenden. De mensen begonnen haar zwakke positie te misbruiken. Ze werd de pispaal en de schande van de caravaan. Ze zou een verleidster zijn, een hoer, een gedrocht… Toen de caravaan van vluchtelingen op een rustige zomeravond hun kamp opmaakten op een grote grasvlakte besloot Mirelle als gewoonlijk haar tent ietwat buiten de beschermende cirkel van wagens en goederen op te stellen.

Het was hierdoor dat zij bij toeval op een nacht een gedaante rond de cirkel zag sluipen. Als een kat kroop ze geruisloos achteraan en zag dat de dief voedsel was aan het stelen. De dief hoorde plots de aankomende Mirelle en draaide zich om met getrokken handbijl. Een moment van stilte… als de twee half-elfen elkaars blikken wisselden. Het was voor het eerst dat Mirelle een half-elf zag buiten haarzelf. Blijkbaar ook voor de dief, want deze roerde evenmin.

Dieven!!!! Dieven!!! Ging er door het kamp, er werd met vuur en zwaard jacht gemaakt op de betrapte half-elf die in zijn vlucht langs Mirelle heen liep, nog één maal kruiste Mirelle’s blik die van de half-elf in een flits. Luttele seconden later verdween de half-elf in het donkerste van de nacht alsof hij in rook opging. Mirelle werd in de cirkel genomen en berecht. Men zocht een zondebok in haar en zij zou het ook moeten zijn. Ze had niet geroepen toen ze de dief betrapte en was daarmee schuldig bevonden aan medeplichtigheid. De straf werd het breken van beiden duimen en wijsvingers, waarna stokslagen op de voetzool volgden om vervolgens vastgebonden achtergelaten te worden. De tijden van Ragnarok waren extreem en dat was te weerspiegelen aan de leefwijze van weleer.

Ze werd voor de rest van de nacht vastgebonden aan een massieve steen in het midden van de cirkel. Haar eigen tent werd terloops leeggeroofd door hongerige mannen en onderkoelde kinderen. Tegen de ochtend kon ze het gevecht tegen de slaap niet langer aan en begon in te dommelen … haar vingers gaven bij elke hartslag een stekende pijn en haar voeten waren reeds blauw en paars aan het uitslaan.
De mensen begonen het kamp op te breken, niemand keek haar nog aan, angstig vermeden hun ogen haar aanblik. En als de caravaan vertrok zonder haar, zat enkel nog een jonge priester van Amn-Zorax bij haar aan de paal. Deze bracht de laatste zegeningen over haar uit. Toen de caravaan uit het oog was verdwenen begon de jonge priester aantastelijk te worden. Net toen hij haar eer wou schenden sperde zijn ogen wijd open… ze doorliepen, beide met telkens één enkel traan.

Toen hij voor haar voeten neerviel met zijn gelaat tussen het hoge gras, stond enkele meters verder dezelfde Half-elf als de nacht ervoor. Hij trok zijn handbijl uit de rug van de jonge priester en maakte haar los van de paal. Als ze door haar purpergeslagen voeten zakte ving de jonge half-elf haar op. Donker haar, een fijne snor onder de neus en een blik vol avontuur en leven staarde haar in de waterblauwe met pijn doorlopen ogen. Hij droeg haar over de immense grasvlakte. Drie dagen en nachten trok hij met haar over de vlakte tot hij aan een woud kwam, waar aan de boomgrens een elf op hem stond te wachten. Een jonge en in bont geklede elf met veel gerinkel en een prachtige houten gekromde staf, versierd met schelpen, botten, veren en staarten van dieren. Hij leidde de half-elf mee het bos in, naar een ondergronds stropers-hol. Daar werd in dat gat in de wereld werd Mirelle verzorgd en verliefd. Verliefd op de man van haar bloed. Verliefd de enige van haar soort. De enige die haar het woord thuis betekenis kon geven.

Na een maand kon ze haar handen terug gebruiken, haar voeten bleven een probleem. Doch ze begon al lichtelijk het hol van de elf-shamaan in te richten alsof ze er thuis was. De half-elf die haar had gered had ze sinds de eerste nacht in het hol niet meer teruggezien en zijn naam was nog steeds niet ter oren gekomen. De elf sjamaan sprak een taal die ze niet verstond en was zeer zwijgzaam.

Maar na twee maanwentelingen in het stropershol dat nu mooi verzorgd en minder tochtig was door Mirelle’s aandoen. Werd er zachtjes op het houten luik geklopt. Daar, onder een nieuwe maan stond haar Half-elf boven haar onder de bomen. Hij had geschenken voor haar meegebracht: kleren, enkele sierraden, vers wild en een kruik rode wijn. De elf-sjamaan nam het wild en sprak vloekend een zegening over het dier uit, waarna hij het snel ontdeed van al haar waren… de huid, de lever, het vlees, de ogen, de tong, de staart, … één voor één verdwenen de onderdelen van het hert. Sommige in stoofpotjes, andere in kruiken, nog andere in het vuur…

Na een warme en lekkere maaltijd in stilte gingen de twee half-elfen naar buiten… kort daarna gevolgd door de elf-shamaan die iets in een vreemde taal tegen de jonge half-elf sprak en het woud in vertrok om nooit meer weer te keren. Die avond spraken Mirelle en Fromelet, want zo noemde de man uiteindelijk, het was niet zijn geboortenaam, maar hij trok zich daar niets van aan en maakte zijn eigen naam. Over hun afkomst, over wie ze waren en wat ze wilden. De geschiedenis wilde dat dit paar de volgende maanden samen reisde en vaak moesten vluchten, want Ragnarok was nooit ver uit de buurt. In de winter sliepen ze natuurlijk altijd samen. Het verlegen excuus voor de kou maakte snel plaats voor de warmte van liefde. Zo geschiedde dat in de vroege lente het buikje van Mirelle stilaan bol begon te staan. Mirelle was zwanger van wat gekend staat als het eerste Kind der Half-Elfen. Naarmate hun reizen over de oppervlakte van Mythandir vorderde ontmoette ze af en toe een half-elf die zich na het horen van de blijde verwachting zich bij hun voegde. De vreugde van het eerste half-elf kind betoverde blijkbaar alle andere half-elfen waarmee ze in contact kwamen. Volgens sommige verhalen zou de clan van Mirelle en Fromelet op haar piek uit zo’n 35 leden bestond, mannen, vrouwen, wezen, enzovoorts… allen werden ze als een familie van elkaar.

Het heilige kindje dat geboren werd onder een oranje maan noemde Iris, het was een dochter, een sterke mooie gezonde dochter. Die alle Half-Elfen in de groep een identiteit gaven voor hun eigen. Niet langer waren zij het uitschot van de mensen-wereld of de minst vaardigen uit de elfengemeenschap. Nu waren ze half-elfen, houders van de dubbele bloedlijn. Daar beloofden ze plechtig elkaar nooit wantrouwen of te bedriegen, voor zij waren de enigen van hun ras.

Hier wordt spijtig genoeg het verhaal troebeler en donkerder. Volgens de overlevering van verhalen zijn er diverse versies. Sommige spreken van dat de clan nog voor de Grote Vuurzee volledig uitgemoord werd door mensen, anderen zeggen dat het door Ragnarok kwam, anderen zeggen dat ze hun eigen land hebben gesticht enzovoorts… maar het gene deze arme schrijver voor u kan getuigen is dat het vreselijk moeilijk is om met een groep van 35 half-elfen niet de aandacht van de ragnarock creaturen op te wekken. Niet vergetende dat het volgens de getuigen en oude teksten onmogelijk is om te ontsnappen aan deze creaturen.

In het heden zijn er nog veel mensen die geloven in de legende van Mirelle en de vreemde Fromelet. De identiteit van de elf-sjamaan is nooit achterhaald. Maar het pad dat Mirelle en Fromelet voor het eerst bewandelde heeft een nieuwe richting gegeven aan alle half-elfen op Mythandir. Elk jaar is er een winterfeest ter hun herinnering, dat een week nadat de dagen beginnen te lengen plaats vindt. Zo’n feest kan soms dagen doorgaan. Mensen en Elfen zijn welkom als gast op dit half-elf feest… Misschien zie ik jullie daar wel eens op het winterfeest.

Gianni Carpaccio